Spring naar content

Akkoord VNG verdeelmodel beschermd wonen

14 december 2021

De VNG heeft ingestemd met het nieuwe objectieve verdeelmodel voor Wmo beschermd wonen. In een brief aan minister Ollongren van Binnenlandse Zaken stelt de VNG een aantal voorwaarden aan de herverdeling van circa 1.4 miljard euro, waaronder een tussentijdse toets op effecten in 2025 en een evaluatie in 2027.

Tussenevaluatie

De VNG wil in de tussenevaluatie van 2025 bekijken of de kosten die gemeenten moeten maken inderdaad voldoende aansluiten bij de inkomsten uit het verdeelmodel. Ook wil de VNG bezien of er gemeenten zijn die in de praktijk met onacceptabele uitschieters worden geconfronteerd. In de tussenevaluatie zal zowel gekeken worden naar de werking en de effecten van het woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen, alsook de effecten van de uitname (644 miljoen euro) uit de Wmo ten behoeve van de Wet langdurige zorg (veel ggz cliënten krijgen sinds 2021 beschermd wonen uit de Wlz in plaats van uit de Wmo).

Samenhang verdeelmodel BW en herijking Gemeentefonds

De VNG pleit ervoor dat binnen het traject van de herijking van het gemeentefonds, oog blijft voor de samenhang met het verdeelvoorstel voor beschermd wonen. Er moet in het bijzonder aandacht zijn, schrijft de VNG, “voor de regio’s die een aanzienlijke cumulatie van nadelige herverdeeleffecten van beide verdeelmodellen gaan ondervinden”. Dat geldt met name voor regio’s waar de financiële situatie toch al zorgwekkend is. De VNG wil opnieuw met de minister in gesprek indien zij zou besluiten aanpassingen door te voeren in het voorstel voor de verdeling van het gemeentefonds, die gevolgen hebben voor het verdeelvoorstel van beschermd wonen.

Zorgen over doordecentralisatie

De VNG vraagt in de brief aan de minister van Bzk aandacht voor de situatie van veel gemeenten, die met name in het sociaal domein, geconfronteerd worden met grote financiële tekorten. “De financiële positie van gemeenten maakt dat wij zorgen hebben over de effecten van de doordecentralisatie van beschermd wonen op de totale financiële positie van gemeenten”, schrijft de VNG.

Valente maakte een kort overzicht van de verschuiving van budgetten voor beschermd wonen tussen regio’s in Nederland. Het verdeelmodel zal in 10 jaar tijd worden ingevoerd, de start is in 2023. In 2032 is de verdeling van dit budget voor 100% objectief. Een aantal regio’s heeft in 2032 meer dan 40% van het huidige Wmo budget verloren en andere regio’s hebben er tot ruim meer dan 100% bijgekregen. Onderzoeksbureau AEF gaf al eerder aan dat dit objectieve verdeelmodel voor beschermd wonen een ‘lage verklaringsgraad’ heeft. Er is nu sprake van een historische ‘scheefgegroeide’ verdeling van het budget. De objectieve verdeling en de daarin gebruikte objectieve maatstaven moeten dan ook wel een andere uitkomst laten zien, die de scheve verdeling gaat verhelpen, zo is de verklaring. De lage verklaringsgraad kwantificeert wel de transformatieopgave waar gemeenten voor staan, en daarmee het belang van een lang ingroeipad, zo adviseerde AEF in 2020. Vandaar ook dat een ingroeipad van 10 jaar is overeengekomen.

Op- en afbouw van woonzorgvoorzieningen voor ggz cliënten

De transformatieopgave bestaat uit de de op- en afbouw in gemeenten van woonvoorzieningen, zorg en wijkvoorzieningen voor ggz cliënten. Of de opbouw van voorzieningen voor ggz cliënten gelijk op gaat lopen met de afbouw van bestaande voorzieningen in nadeelregio’s, zal bezien moeten worden. Het gegeven dat twee evaluaties in vier jaar tijd zijn overeengekomen voor het nieuwe verdeelmodel BW suggereert wel dat gemeenten niet bij voorbaat gerust zijn op mogelijke onverwachte en ongewenste gevolgen.

Voor Valente geldt dat een herverdeling van middelen voor Wmo beschermd wonen tussen regio’s niet mag leiden tot hogere drempels voor cliënten in de toegang tot beschermd wonen of tot discontinuïteit van zorg en afbraak van schaarse voorzieningen. Voor het opbouwen van nieuwe voorzieningen moet, gelet op gemeentelijke vergunningstrajecten en bouwtijden, al snel een termijn van 5 tot 8 jaar gerekend worden. Zorgaanbieders hebben daarvoor behoefte aan lange termijn zekerheid. De versnippering die de verdere doordecentralisatie met zich meebrengt heeft het risico in zich dat instellingen onvoldoende garanties hebben (of krijgen van banken) om te investeren.

Voor het afbouwen of kleinschaliger maken van voorzieningen geldt dat beschermd wonen aanbieders hun werk alleen kunnen doen als er voldoende schaalgrootte is. Beschermd wonen met een 24 uurs wakende wacht is alleen haalbaar bij een groepsgrootte van 24 personen.

Frictiekosten

Een ander zorgpunt van Valente betreft de frictiekosten. Een transformatie als deze brengt onvermijdelijk kosten met zich mee. De uitvoering van diverse complexe WMO taken wordt immers niet meer alleen door centrumgemeenten maar door alle gemeenten gedragen. Deze kosten worden nu niet apart begroot of aangeboden door BZK. Valente is van mening dat wanneer er geen aparte frictiekosten worden geraamd, de budgetten voor de zorgtrajecten van cliënten onder druk komen te staan. Daarmee is het belang van deze kwetsbare doelgroep niet gediend.

Beschikbaarheid reguliere woonruimte is randvoorwaardelijk

In het bericht van de VNG en in de brief aan de minister van BZK zijn diverse randvoorwaarden geschetst om de transformatie tot een succes te maken. Valente signaleert bij haar leden, de opvang- en beschermde woonvoorzieningen in Nederland, dat de uitstroom naar reguliere woonruimte al jarenlang een groot knelpunt is. Dit is voor Valente eveneens een randvoorwaarde. Wanneer in de nieuwe opzet elke gemeente “verantwoordelijke gemeente” wordt voor beschermd wonen, betekent dit ook voor elke gemeente een opgaaf om reguliere woonruimte te garanderen voor uitstromende cliënten. Kwantitatieve afspraken tussen gemeenten en corporaties zijn onontbeerlijk. Indien dergelijke afspraken er niet zijn in alle regio’s en gemeenten dreigt al bij de aanvang verstopping en wordt de transformatie een risicovolle onderneming.