Spring naar content

Interview Orlando: huizenbouwer die zelf in een auto woonde

13 juni 2023

Er hoeft soms maar weinig te gebeuren om dakloos te worden. Je verdwijnt eenvoudig uit zicht en het kost soms jaren moeite om weer in beeld te komen. Valente brengt mensen die dit is overkomen in beeld, en wil zo dakloosheid een gezicht geven. Een van hen is Orlando (52), die huizen bouwde terwijl hij zelf in een auto woonde.

‘Mijn moeder werd dement. Ze had nooit het karakter om in een zorginstelling te verblijven, dat zei de thuiszorg ook. Daarom heb ik vier jaar voor haar gezorgd,’ vertelt Orlando, ‘samen met de thuiszorg. Op den duur ben ik bij haar gaan wonen. Dat moest wel, omdat ze ging wandelen en zo.’

De zorg werd zo intens dat hij zijn baan opzegde. ‘Ik kreeg een uitkering maar moest wel werken volgens het UWV. Kwam ik thuis uit werk, zat er een heel onguur persoon op de bank. Toen ik binnenkwam, sprong hij op en rende de straat uit. Een andere keer na een werkdag liep m’n moeder ergens in Maarssen, helemaal de weg kwijt. Ik moest er dus echt bij zijn, maar dat kon niet altijd want ik had verplichtingen voor het UWV.’ Anders raakte hij zijn uitkering kwijt en kon hij alsnog niet voor zijn moeder zorgen.

‘Ik vond het moeilijk om mijn weg te vinden. Op tv zei Rutte: zorg voor je moeder, je buurman – maar ondertussen was er niks geregeld voor die mantelzorgers. Het buurtteam kwam over de vloer voor mijn moeder. Naar mij werd niet omgekeken.’

In 2016 stierf ze. ‘Op het moment dat ze overleed moest ik het huis uit. Geheel onverwacht. Toen ik bij haar introk hebben we alles volgens de regels gedaan. Maar omdat ik familie was, mocht ik van de woningbouw toch niet blijven.’[1]

Banksurfen & autoslapen

Binnen een maand na haar overlijden moest hij het huis ontruimen en eruit. ‘Ik was na die vier jaar mantelzorgen echt super, super gesloopt. Alleen al het traject van dementie – je ziet heel langzaam je moeder verdwijnen, dat is verschrikkelijk. In het begin kon ik banksurfen bij vrienden en familie. Maar mijn zus had jonge kinderen, die wilde ik niet belasten.’ Als gediplomeerd timmerman werkte hij in de bouw, meestal van half zes ’s morgens tot vier. ‘Dat ritme is niet te combineren met dat van de meeste mensen. Je moet echt goed slapen want het is heel zwaar werk. Op een gegeven moment was de koek op, en ik dakloos.’

Hij kocht in 2017 een auto en ging daarin slapen, op parkeerplaatsen en in -garages. ‘Een rijbewijs had ik niet dus ik moest steeds stiekem een stukje rijden naar zo’n plek en daar dan ‘wonen’. Maar het is drie keer niks; je wordt brak wakker en gaat brak weer slapen. Werken kon toen ook echt niet meer.’

In 2017 kocht Orlando een auto, waarin hij woonde, op verschillende parkeerplaatsen en in garages in Utrecht.

Hoe het gaat op straat en waar je wat kon regelen, wist hij niet. ‘Pas na twee jaar heb ik een daklozenuitkering aangevraagd. Ik wist niet dat het bestond, en ik ben ook opgevoed met de norm: werken voor je geld, geen uitkering aanvragen. Dat heeft me hierbij geen goed gedaan.’ Maar wie op straat leeft, leert snel.

Van slaapzaal naar bootje

In 2019 kwam hij bij het Leger de Heils aan de Nieuwegracht. Daar waren iedere woensdag allerlei consulenten die cliënten konden doorverwijzen. Zo kwam hij bij Stichting GOUD. ‘Daar zat mevrouw Hennessy, en die heeft mij heel erg geholpen. Echt naar me geluisterd, en me onder haar vleugels genomen.’

Locatie van het Leger des Heils aan de Nieuwegracht (foto: Leger des Heils)

Zo begonnen de eerste dingen te lopen, en kwam hij ook in beeld bij de Tussenvoorziening. Hij verkaste van het tijdelijke bed aan de Nieuwegracht naar de Sleep Inn[2]. ‘Een slaapzaal met allemaal mensen – echt állemaal mensen. Daar kwam ik alleen om de nacht door te brengen, niet om te slapen. Ik zat de hele nacht een beetje op m’n telefoon en dan om half negen de volgende ochtend moesten we allemaal weer op straat.’ Af en toe ging hij naar z’n zusje. ‘Even op de bank slapen, want je bent altijd moe.’

Slaapzaal van de Tussenvoorziening zoals het was toen Orlando er verbleef. Intussen heet de Sleep Inn ‘Het Jansveld’ en zijn er meer eenpersoonskamers en 24-uursopvang (foto: Tussenvoorziening).

Van het vakantiegeld van zijn daklozenuitkering kocht hij een kajuitbootje en zette er een bed in. Tijdens de mantelzorgperiode had hij voor het UWV onder meer als klusjesman bij oudere mensen gewerkt, onder wie Kees. ‘Bij hem kwam ik op den duur ook gewoon na werk. Hij werd een beetje mijn verzorgopa. Ik mocht ’s winters mijn boot bij hem neerzetten, kon ik bij hem naar de wc en zo.’

Nu hij zijn eigen tijden kon maken ging hij weer werken. Als dakloze timmerman bouwde hij villa’s. ‘De klant mocht tijdens het bouwen nog modificaties doen; daarvoor kwamen ze naar mij toe. Maar die klanten zijn niet altijd even aardig. Ik moest dat allemaal handelen, die stress van de bouw, de klant, mezelf… Het bootje was beter dan een slaapzaal, maar ik werd er hoorntjesdol. Mijn gedachten kwamen op me af en ik sliep niet meer. Ik kwam in de Ziektewet. Ik kon niks meer aan mijn situatie doen, het was klaar.’ Hij was intussen al bijna vier jaar dakloos.

’s Zomers lag Orlando’s kajuitbootje ergens in het Utrechtse water. ’s Winters mocht hij bij ‘verzorgopa Kees’ staan.

Boterham in de nacht

Toen belde de Tussenvoorziening herfst 2020 met een verrassing: er was een woning voor hem. Binnen een paar weken verhuisde hij, regelde van alles, en richtte de woning in. ‘En toen schoot ik in de rouw. Ik kon niet meer slapen, had een kort lontje, maakte constant ruzie. Alles moest ik verwerken. Het ging niet meer, ik kwam mijn bed niet uit.’

Gelukkig laat de Tussenvoorziening je niet los op het moment dat je een woning hebt. Zijn begeleider Lieke hielp met van alles, van gebitsproblemen tot een doorverwijzing naar Altrecht. ‘Toen kon ik beginnen bij een psycholoog. Die constateerde PTSS; daar lag het probleem. Mijn moeder werd vroeger altijd mishandeld door mijn vader; ik heb al die ruzies en geweld gezien, en ben in mijn jeugd met haar en mijn zusje van het ene naar het andere blijf-van-mijn-lijfhuis gegaan. Groningen, Amsterdam, Den Bosch, noem maar op.’

Orlando had daardoor heel heftige vecht-, vlucht- en bevries-reacties, alleen wist hij toen niet wat het was en waar het vandaan kwam. ‘Ik dacht altijd dat ik gek was. Jarenlang werd ik elke nacht wakker met een nachtmerrie. Afgelopen december mocht ik naar de Sinaï-kliniek, een tijdje intern. ’s Nachts om vier uur werd ik als gebruikelijk wakker van een nachtmerrie.’ Hij liep gewoontegetrouw naar de keuken voor een boterham. ‘En daar stond iedereen z’n brood te smeren’, lacht hij. ‘We hadden allemaal hetzelfde, er ging een wereld voor me open.’

Hij kreeg een EMDR-behandeling voor zijn PTSS. ‘Superintens, maar het hielp: ik heb geen kort lontje meer, ik kan weer slapen. Ik heb de rouw om mijn moeder kunnen verwerken, ik ben uit de overlevingsstand. Het gaat nu supergoed met me’, zegt hij met opnieuw een stralende lach. ‘Ik ben best een beetje op leeftijd; ik heb er zo lang mee rondgelopen en nu is het weg.’

Allemaal huiskamers

Orlando woont sinds december 2020 in een gemengd-wonencomplex dat is opgezet door de Tussenvoorziening en Woonin (voorheen Mitros) vanuit het project ‘Eerst een thuis’. Het telt 101 voordeuren: 25 cliënten en 76 reguliere bewoners die een motivatiebrief moesten schrijven om hier te komen wonen. Van alles door elkaar. Maar iedereen is gelijk, zegt Orlando, en er zijn maar een paar mensen die precies weten wie cliënt is en wie niet. ‘En we letten op elkaar op de goeie manier.’

Eerst een thuis – en dan aan je problemen werken. ‘Ik weet niet of je dat een beetje uit mijn verhaal hebt kunnen opmaken, maar op een andere manier was het niet gelukt. Echt niet. Vaak moet je éérst al je problemen oplossen en dan mag je een huis, alsof je het moet verdienen. Dat klopt toch niet? Iedereen heeft recht op een huis.’

Dat doet ook zo zeer op straat, zegt hij. ‘Je loopt daar en het enige wat je ziet zijn al die huiskamers. Waarom ik niet? Wat ís er gebeurd? Dat knaagt heel erg. Dat je gewoon je huis uit gezet wordt na jarenlange zorg voor je moeder… Het is raar, je vraagt je af waar je het aan verdiend hebt. Ik kán werken, nuttig zijn voor de maatschappij. Ik betaal belasting en ik heb twee jaar in militaire dienst gezeten. Je wordt echt door instanties in de steek gelaten. Waarom helpt niemand míj?’

‘Je loopt daar en het enige wat je ziet zijn al die huiskamers. Waarom ik niet? Wat ís er gebeurd?’

Hij is even stil. ‘Maar dat telefoontje in november, dat er een huis was… Op dat moment begin je je weer mens te voelen. Het begint allemaal weer een beetje te kloppen.’

Volwaardig mens

Intussen werkt Orlando als vrijwilliger bij de Tussenvoorziening. Hij knapt gedoneerde laptops op zodat die naar cliënten kunnen en geeft voorlichting over dakloosheid. Ook zat hij in de cliëntenraad en is penningmeester van het woonbestuur van de flat. ‘Ik ga ook nog een ICT-opleiding doen aan de hogeschool. Spannend, maar ik doe het wel, want ik sta weer krachtig in mijn schoenen. Voor het laptopproject vervul ik ondertussen een belangrijke rol. Daarnaast geeft het mij veel werkplezier en voldoening. Ik ben van helemaal niks ineens belangrijk geworden. Medewerkers bij de Tussenvoorziening denken soms dat ik een vaste medewerker ben, dat doet zó goed!’

Wat hij graag zou zien veranderen? ‘Verbetering van de opvang. Slaapzalen vind ik onmenselijk, je moet een eígen plek hebben, en wat hulp zodat je aan je problemen kan gaan werken. Daar zit de crux, en zo moeilijk is dat niet.’

De hulp en nazorg die bij een dak horen zijn noodzakelijk, benadrukt hij. ‘Iedereen die van de straat komt, staat in een overlevingsstand, daar kom je ook niet zo van af.’ Daar is aandacht, zorg en begeleiding voor nodig. ‘Maar op een gegeven moment kunnen ze je loslaten en word je gewoon een volwaardig lid van de maatschappij. Zo word ik weer bejegend en zo voel ik me ook weer, maar dat heeft tijd gekost.’

Echte hulp is hulp op maat

Over die hulp wil hij nog wel wat belangrijks toevoegen: gebruik níet hetzelfde handboek voor iedereen. ‘Het buurtteam heeft me destijds absoluut niet geholpen. Ze hebben één set regels en die gelden voor iedereen, ook al ben jij anders dan ik en is onze situatie anders. Iedereen is anders, dus je kunt niet hetzelfde setje hulpmiddelen gebruiken voor iedereen. Dat is geen hulp verlenen maar tegenwerken.’ Vaak komt dat door bureaucratie denkt hij, of ze krijgen minder mogelijkheden van bovenaf. ‘En financiële redenen misschien, maar reken dan maar eens uit hoeveel geld het kostte dat ik dakloos was en niet productief kon zijn…’

Geef je hulp op maat, dan kun je dakloosheid soms zelfs helemaal voorkomen. ‘Ik ben niet door ze op straat gezet, maar als het buurtteam me had geholpen na het overlijden, dan was ik niet dakloos geworden.’

Iedereen is dus anders, maar iedereen kan dakloos worden. ‘Ik heb advocaten gezien die een eigen kantoor hadden maar ergens aan onderdoor zijn gegaan, door een scheiding, een inzinking, psychische problemen – of je gaat zorgen voor je moeder die dement wordt. Bij de voorlichtingen die ik geef, wijs ik ook rond: jij, jij en jij, jullie kunnen allemaal dakloos worden.’

Wat Orlando zegt, sluit helemaal aan bij waar Valente zich voor inzet om voor 2030 een einde te maken aan grootschalige dakloosheid. Hiervoor zetten we in op voorkómen van dakloosheid, zo snel mogelijk huisvesting en passende begeleiding, en – in uiterste gevallen – noodopvang van goede kwaliteit.

Orlando in zijn woonkamer.

[1] Zie bijvoorbeeld https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/12/20/aanpak-knellende-regels-meerderjarige-inwonende-kinderen-houden-dak-boven-hoofd-na-overlijden-ouders of  https://www.regelhulp.nl/mantelzorgers/mantelzorg-en-wonen/medehuurder-worden

[2] Dit was de nachtopvang van de Tussenvoorziening. Intussen heet de Sleep Inn ‘Het Jansveld’ en zijn er meer eenpersoonskamers en 24-uursopvang.

Contact hierover?

Kim van de Wetering

communicatieadviseur

kim.vandewetering@valente.nl

06 46130039

Meer informatieover Kim van de Wetering

Ineke Baas

senior beleidsadviseur

ineke.baas@valente.nl

06 20756860

Thema’s

maatschappelijke opvang, wonen

Meer informatieover Ineke Baas