Onderzoeksblog: ‘Als onderzoekers móeten we de handschoen oppakken’
Evelien Rauwerdink Nijland is programmaleider onderzoek en ontwikkeling bij perMens. Haar onderzoek richt zich altijd op mensen in kwetsbare situaties, hun netwerk en de professionals om hen heen. Via onderzoek naar het jongerenwerk en haar promotieonderzoek naar het straathoekwerk ontdekt zij de kracht van onderzoek vanuit het perspectief om de praktijk te versterken én om ervoor te zorgen dat er zaken veranderen ten goede van de mensen die de zorg ontvangen.
‘Ruim 15 jaar geleden kwam ik als kinder- en jongerenwerker terecht in het sociaal werk, eerst in Groningen waar ik woonde, daarna als straathoekwerker bij Streetcornerwork (inmiddels perMens). Hier werd ik gegrepen door de drive van mijn collega’s, om er te zijn voor mensen in kwetsbare situaties en de onrechtvaardigheden die zij ervaren aan te kaarten. Ik begon aan mijn master Social Work aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen met dit in mijn achterhoofd – en de vraag hoe het kwam dat mijn werk bestond uit het uitzoeken van waar de mensen met wie we contact hadden recht op hadden en waar ze naartoe moesten voor de juiste hulp. Hier werd ik gegrepen door het onderzoek doen in, met en voor de praktijk.
Wat me hier greep was het samen optrekken als onderzoeker met je collega’s in de praktijk en verder kijken dan de onderzoeksresultaten an sich: hoe zorgen we er samen voor dat we onze aanbevelingen kunnen omzetten naar verbetering in onze eigen praktijk? Hierdoor werd onderzoek doen ineens heel dynamisch en dat past bij wie ik ben als persoon: hands-on. Onderzoek moet wat mij betreft leiden tot duurzame praktijkontwikkeling of beleidsverandering. Het is een continue zoektocht naar een antwoord op de vraag waartoe het onderzoek dat ik doe, dat wij doen bij perMens en in verschillende samenwerkingsverbanden waar wij onderdeel vanuit maken, toe zou moeten leiden. En vervolgens is er de vraag hóe we dit kunnen realiseren, deze duurzame praktijkontwikkeling en beleidsbeïnvloeding en verandering. Het antwoord heb ik nog niet helemaal, maar een aantal ingrediënten lijkt cruciaal.
Onderzoek moet wat mij betreft leiden tot duurzame praktijkontwikkeling of beleidsverandering.
Sociale kwesties
Het vertrekpunt van onderzoek is voor mij altijd een praktijkvraag. Vragen als: waar lopen professionals tegen aan? Waar willen zij oplossingen voor zien? Of wat kan beter voor degenen die onze zorg ontvangen of die met ons in contact zijn? Heel simpel geredeneerd: als we willen dat er zaken veranderen, moeten we ook naar kijken waar de praktijk tegenaan loopt zodat we de juiste zaken aanpakken.
Het onderzoek naar het straathoekwerk deden we samen met 32 straathoekwerkers en 6 mensen die in contact waren met het straathoekwerk. We ontwikkelden het onderzoeksprotocol en de vragenlijsten gezamenlijk. Vervolgens hebben we met 90(!) straathoekwerkers de data verzameld. Ook lazen er 24 straathoekwerkers uit Nederland en Vlaanderen mee met conceptversies van het boek ‘Straathoekwerk. Een basis methodiek van het sociaal werk’.
Duurzame structuren creëren
Naast het uitvoeren van onderzoek is het cruciaal na te denken over hoé de kennis die we opdoen in onderzoek écht in praktijk of beleid terecht komt. Daarvoor is een andere manier nodig van kijken naar de onderzoeks- of kenniscyclus. Nu denken we vaak vanuit eigen taakstelling of verantwoordelijkheden: onderzoekers zijn verantwoordelijk voor het vergaren van objectieve kennis en doen aanbevelingen, de gemeente is verantwoordelijk voor het samenstellen van beleid, schrijven opdrachten uit, en professionals en hun organisaties voeren dit beleid uit. Wat we vergeten is: verbinden, optrekken in gezamenlijkheid. Wie gaat welk deel van de puzzel leggen? Wat we weten is dat als we sec bij onze eigen taakstelling blijven er (te) weinig verandert, want niemand is in feite verantwoordelijk voor het grote geheel.
Als we sec bij onze eigen taakstelling blijven, verandert er (te) weinig, want niemand is in feite verantwoordelijk voor het grote geheel.
Hoe langer ik ‘meeloop’ in het sociaal werk, inmiddels al zo’n vijftien jaar, hoe meer het me opvalt hoe versnipperd we zaken organiseren. Op zichzelf is dit geen gekke gedachte: zo maak je beleidsonderdelen van gemeenten of organisaties verantwoordelijk voor behapbare delen van een grote opdracht. Het gevolg is echter dat niemand overzicht heeft over het geheel van bijvoorbeeld de sociale basis, de eerste- en tweedelijns specialistische zorg. Alles wordt versnipperd gefinancierd en organisaties zijn verantwoordelijk voor kleine onderdelen van deze brede lijn. Met als gevolg dat er (te) veel hulpverleners betrokken zijn, dat mensen oneindig vaak hun verhaal moeten doen en dat wet- en regelgeving elkaar tegenspreken waardoor mensen in een negatieve vicieuze cirkel terecht komen. Een negatieve consequentie is dan dat het systeem hen eerder tegenwerkt dan dat het helpt.
Ook in onderzoek zie ik die fragmentatie. Van oudsher doen we in onderzoek aanbevelingen aan praktijk of beleid aan het einde van een onderzoek: hier moet aan gewerkt worden. Dit staat dan in rapporten, factsheets, of vakpublicaties. Deze manier van werken kent een beperking; de kennisoverdracht valt in niemandsland. Hiermee bedoel ik dat onderzoekers vaak degene zijn en blijven die weten wát er anders zou moeten. Maar om zaken te veranderen moet deze kennis komen bij professionals in de praktijk, hun organisaties en bij de mensen die verantwoordelijk zijn voor het beleid. Natuurlijk hebben de praktijk of mensen vanuit de gemeenten de opdracht om te kijken wat er aan nieuwe kennis beschikbaar is, maar door te lezen zijn zij nog geen expert en voelen zij zich vaak niet gesteund en toegerust om veranderingen door te voeren.
Onderzoekers weten wát er anders zou moeten, maar om zaken te veranderen moet deze kennis komen bij professionals en beleidsmakers.
Wat hierin ook aandacht behoeft is dat het vaak gaat over structurele veranderingen die nodig zijn in praktijk of beleid, die een continu proces behelzen en die gemonitord en geëvalueerd moeten worden omdat niet alle praktijken identiek zijn en er waarschijnlijk accentverschillen nodig zijn: maatwerk op basis van kennis. En als het gaat over beleid, moeten beleidsmakers het ook maar zien zitten om de aanbevelingen uit te voeren: vaak kost dit geld of gaat het over langetermijnzaken die veranderd zouden kunnen worden.
Ook hier gaat het over inzien dat het om structurele veranderingen gaat, en dit moet gewoonweg gefaciliteerd worden in duurzame structuren. Veelal is er geen zicht of draagvlak voor het creëren van duurzame structuren – er ontbreekt een langetermijnvisie met bijbehorende aanpak – en dat is wel problematisch.
Over de grenzen en domeinen heen werken
En dit is nu net waar mijn onderzoekershart echt sneller van gaat kloppen en waar ik mijn blog mee begon: hoe zorgen we ervoor dat we de praktijk kunnen versterken, zodat mensen die ondersteuning nodig hebben ook daadwerkelijk de juiste ondersteuning krijgen? Als onderzoekers móeten we de handschoen oppakken in het samen leren, samen zoeken naar wat werkt en het samen bestendigen van de kennis in de praktijk. Dit betekent bijvoorbeeld meer praktijkgericht (actie)onderzoek of ontwerponderzoek dat zich kan aanpassen aan de dagelijkse gang van zaken in de praktijk.
Mijn bijdrage hierin is naast zoveel mogelijk benoemen (of beschrijven) dat deze kloof bestaat en ook onder de aandacht brengen dat praktijkontwikkeling en beleidsverandering onderdeel moet zijn van de onderzoekscyclus, samen met de praktijk.’
Evelien Rauwerdink Nijland is programmaleider onderzoek en ontwikkeling bij perMens, een van de leden van Valente. Ze is verbonden aan het themanetwerk onderzoeksagenda van Valente.