Schuldhulpverlening ook mogelijk bij ‘fraudeschulden‘
Gemeenten, UWV en SVB mogen de eerste 10 jaar nadat een (fraude)schuld is ontstaan niet instemmen met een schuldenregeling waarbij na drie jaar kwijtschelding van de restschuld wordt gegeven. Dat gaat echter veranderen. Het is nu al zo dat schuldhulpverleners wel eerder de rechter kunnen verzoeken om de weigerachtige schuldeiser op te leggen alsnog in te stemmen met het voorstel tot schuldhulpverlening. Per 1 januari 2022 zal ook de wet worden afgepast. Gemeenten, UWV en SVB mogen dan wel instemmen met een schuldenregeling mits er geen sprake is van opzet of grove schuld.
Dit is een mooie stap vooruit, zeker omdat vorderingen die onder de Fraudewet vallen lang niet altijd opzettelijke fraude betreffen. Het kan hier ook gaan om een vergissing, onduidelijke communicatie of cliënten die niet digitaal vaardig genoeg waren om bewijsstukken om de juiste manier aan te leveren.
Het hebben van fraudeschulden is dus op zichzelf geen afwijzingsgrond voor schuldhulpverlening en deze cliënten kunnen dus doorverwezen worden. De schuldhulpverlener zal vervolgens op basis van alle relevante gegevens beoordelen of een schuldhulpverleningstraject wenselijk en haalbaar is.
Meer informatie: Marthe Riemeijer