Blog: Onderzoeken is vragen stellen
‘Eén van de leukste dingen van het zijn van onderzoeker, is dat ik zoveel vragen mag stellen aan mensen’, schrijft Max Huber. Hij is als senior onderzoeker verbonden aan het onderzoeksbureau van HVO-Querido en lid van de werkgroep landelijke onderzoeksagenda van Valente, en schrijft hier af en toe een blog.
‘Waarom doe je dit? En hoe doe je dat dan? Hoe verhoudt dit zich tot dat? En dat iedereen dat dan maar normaal vindt (want tja, onderzoekers onderzoeken). Sterker nog, sinds ik begonnen ben als onderzoeker bij HVO-Querido, valt me op hoeveel behoefte mensen uit praktijk en beleid juist hebben aan die vragen. Samen reflecteren we op hun werk en vaak gaat het dan over waarom en hoe. Maar ook: waar loop je tegenaan, wat heb je nodig? Want de context van het werk is niet altijd duidelijk, of staat simpelweg professioneel handelen in de weg. Met mijn onderzoek hoop ik bij te dragen aan praktijkontwikkeling en het delen van wat er goed gaat en wat knelt in de praktijk.
Een recent voorbeeld is een project in Amsterdam waar dak- en thuisloze mensen netwerkondersteuning krijgen, gebaseerd op de resource groepen methode.1 Een resource groep bestaat uit mensen die door cliënt zijn uitgekozen om hem of haar te ondersteunen bij het werk aan zelfgekozen hersteldoelen. Deelnemers aan een resourcegroep kunnen zowel naasten, ervaringsdeskundigen, vrijwilligers of professionals zijn.
Resourcegroepen
Uit onderzoek van Cathelijn Tjaden2 in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) blijkt dat, mits goed uitgevoerd, resourcegroepen volgens deze methode bijdragen aan empowerment en kwaliteit van leven van mensen met ernstige psychiatrische problemen. Juist bij die groep lukt het vaak maar moeizaam om empowerment te stimuleren en daarom is het bijzonder dat er nu een methode is waarmee dat wel lukt. Extra bijzonder is dat het een methode is die zich richt op de samenwerking tussen cliënten, naasten en hulpverleners, een samenwerking die vaak moeilijk van de grond komt. Dit was de reden om de resourcegroepen ook voor dak- en thuisloze mensen in te zetten.
Als idee past de resourcegroepenmethode perfect, want we weten dat langdurige dakloosheid schadelijk is voor het sociale netwerk van dakloze mensen en dat mensen die dakloos zijn vaak weinig regie ervaren over hun leven. De hoop vanuit het project was ook dat deelnemers via activering van het netwerk ook alternatieve huisvesting vonden, zodat de druk op de wachtlijst kon worden verlicht. We deden hier het afgelopen jaar daarom onderzoek naar.
Hiervoor vroegen wij professionals in dit project naar hun ervaringen met de methode. Al snel bleek dat de praktijk weerbarstiger was dan het mooie theoretische idee. Deelnemers die geen plek hadden om te slapen, waren vooral bezig met het vinden van onderdak, andere deelnemers hadden moeite om langeretermijndoelen te formuleren en wilden hun netwerk niet verder belasten. Een van de professionals zei tegen me: “Hoe ga je ermee om als een dakloze nog geen contact wil leggen met mensen uit hun sociale netwerk en zich eerst wil richten op praktische zaken, zoals het vinden van onderdak?” Voor een aantal deelnemers is ook schaamte naar het netwerk een belemmering.
Passende werkwijze
Hoewel netwerkondersteuners nog zoekende zijn, zagen we ook hoopvolle uitkomsten. Sommige deelnemers ontwikkelden een actieve steungroep en vonden met hulp van hun netwerk huisvesting. Andere deelnemers gebruikten de geboden ondersteuning om beter voorbereid uit te stromen naar duurzame huisvesting. “Netwerkondersteuners beginnen echt de waarde te zien en te voelen van het werken met netwerken en daar ook echt de kracht van te ervaren. Dat had wel tijd nodig, zeker een jaar aan training, doen en ervaren”, aldus Janet van Velzen, projectleider. Een netwerkondersteuner zegt zelf: “Het is zo fijn om te merken dat wij niet meer de belangrijkste zijn, maar dat de persoon in kwestie zijn netwerk betrekt in plaats van ons te bellen.” Mede door ons onderzoek is gedurende het afgelopen jaar een aantal vraagstukken verduidelijkt en is de werkwijze meer passend gemaakt aan de doelgroep en context.
Joris Newman (projectleider) zegt daarover: “We zijn blij met de resultaten en geleerde lessen tot nu. Het komende jaar ontwikkelen we de werkwijze verder. Vanaf volgend jaar is netwerkondersteuning onderdeel van het reguliere aanbod van opvangorganisaties in Amsterdam, voor mensen op de wachtlijst en andere delen van de opvang.”
De komende jaren wordt er in dit project verder gewerkt aan de ontwikkeling van de werkwijze, in samenwerking tussen de verschillende opvangorganisaties en met kennisinstituten en andere steden, waar vergelijkbare projecten lopen. Al doende hoop ik dat we professionals en beleidsmakers ook inspireren om zichzelf en elkaar vaker de vraag te stellen: waarom? En hoe?’
Max Huber is als senior onderzoeker verbonden aan het onderzoeksbureau van HVO-Querido en lid van de werkgroep landelijke onderzoeksagenda van Valente.